Werk uit de tocht
Position Paper
het wijkbedrijf als erkend transitiepad naar duurzame en inclusieve arbeidsparticipatie in de energietransitie
Drs. Anouk Creusen, Dr. Mariëlle Feenstra, Josee van Linschoten, Boukje Vastbinder
Februari 2024
Citaat
Creusen, A., Feenstra, M., van Linschoten, J., Vastbinder, B. (2024) Werk uit de tocht | Position Paper Het wijkbedrijf als erkend transitiepad naar duurzame en inclusieve arbeidsparticipatie in de energietransitie
Inhoud
Deel 1
Waar willen
we
heen?
deel 2
Waar staan we
nu?
deel 3
Wat is er nodig om daar te komen?
Deel 4
Samenvatting voor beleidsmakers
Samenvatting
Het werk in de energietransitie staat op de tocht
Gemeenten hebben de regierol bij de implementatie van de ambities van de energietransitie, zoals het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving, maar komen handen en expertise tekort in de uitvoering.
Dit arbeidstekort wordt erkend zowel op nationaal als lokaal niveau en staat daarmee hoog op de politieke agenda. Gestuurd door Europese beleidskaders zoals de Europese Green Deal en nationaal het Klimaatakkoord wordt via een scala aan beleidsinterventies zoals het Groene en Digitale banenplan, het Nationaal Plan Energiesystemen en door brancheorganisaties aandacht gevraagd voor de ontwikkeling van nieuwe transitiepaden naar het werk in de energietransitie.
Naast het arbeidstekort, is ook de zorg over toenemende energiearmoede breed gedeeld en uitgesproken. Het samenbrengen van deze twee aandachtspunten in de energietransitie, groeiende arbeidstekort én groeiende energiearmoede, biedt mogelijkheid voor een succesvol én inclusief energietransitiepad.
Vanuit de SER en de WRR worden heldere lijnen getrokken richting een duurzame en inclusieve arbeidsmarkt, in dienst van de brede welvaart.
In de wijk komt alles samen
Naast het inhoudelijke debat, zien we ook een governance discussie in de energietransitie waarin de diverse beleidsniveaus bij elkaar komen. Vanuit Europese richtlijnen wordt een nationaal beleid gevormd dat geïmplementeerd wordt op gemeentelijk niveau.
Op lokaal niveau komen alle governance levels bij elkaar. Daar waar de mensen wonen die het meeste gebaat zijn bij instapbanen en hoogwaardig en duurzaam werk, liggen voor de gemeenten ook de grootste opgaven op het gebied van het energiezuinig maken van woningen en armoedebestrijding.
De actoren op dit gemeentelijk niveau analyserend, zien wij een sleutelrol voor wijkbedrijven. Geworteld in de wijk, kunnen wijkbedrijven en sociale ondernemingen een belangrijke rol spelen bij het verbinden en realiseren van de verschillende opgaven uit zowel het sociale als het fysieke domein.
Zij krijgen echter onvoldoende ruimte om deze sleutelrol in de energietransitieopgave te vervullen.
- Wanneer wijkbewoners via wijkbedrijven, veilig én betaald, in opdracht van de gemeente zelf aan de slag kunnen met de verduurzamingsopgaven, opent dit nieuwe transitiepaden die nog niet opgenomen zijn in de landelijke aanpakken.
- Door het lokale karakter worden nieuwe en ondervertegenwoordigde groepen, zoals vrouwen en mensen met een niet-westerse achtergrond, aangesproken en opgeleid binnen de energietransitie.
Om dit te bereiken is aandacht nodig voor de combinatie van twee fundamentele elementen;
- Erkenning transitiepad: Herwaardering voor de instapbanen in de energietransitie
- Goed opdrachtgeverschap: Hulp voor beleidsmakers bij het vormgeven van hun rol als opdrachtgever.
Het energiewijkbedrijf
Het energiewijkbedrijf biedt mogelijkheden om niet alleen de diverse opgaven op lokaal niveau bij elkaar te brengen, maar ook een duurzame bestaanszekerheid te creëren voor energiegebruikers die kwetsbaar zijn voor energiearmoede.
Aanbevelingen
De opgave ligt er, het werk is er, de mensen zijn er en aan goede wil en visie is op nationaal niveau geen gebrek.
De aanbevelingen in dit advies zijn erop gericht de transitieopgaven te verbinden en meervoudig in te zetten op brede welvaart, met een centrale rol voor het wijkbedrijf en (sociale) ondernemers.
inleiding
De energietransitie is zichtbaar en voelbaar in alle lagen van de samenleving.
De energietransitie in Nederland wordt vooral gekenmerkt door een warmtetransitie, waarbij de afhankelijkheid van Nederlandse huishoudens van verwarming op gas centraal staat. Om van het gas af te komen wordt er gewerkt aan energiebesparende maatregelen en de lokale opwekking en distributie van energie.
Gemeenten hebben de regierol bij het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving, zoals vastgelegd in het Klimaatakkoord. Deze opgave wordt gecombineerd met de opdracht om de bebouwde omgeving te verduurzamen en energiebesparende maatregelen te implementeren. Daarmee ligt er de komende jaren in elke stad, in elk dorp en in elke wijk een opgave in de energietransitie.
Elke gemeente heeft voor de uitvoering toegang tot uiteenlopende diensten nodig; van naaiateliers, energie-klussers tot installateurs en monteurs. De transitieopgave heeft op al deze niveaus mensen en ondernemingen nodig om uitgevoerd te kunnen worden. Veel gemeenten zien zich bovendien genoodzaakt met de stijgende cijfers in energiearmoede, dat de meest kwetsbare wijken en haar bewoners voorop moeten worden gezet. Bovendien hebben zij in deze wijken van oudsher een verantwoordelijkheid vanwege sociale woningbouw en maatschappelijke ondersteuning.
Lokale ondernemingen en wijkbedrijven spelen een sleutelrol in de uitvoering van de lokale energietransitie; niet alleen zijn zij verweven met de wijk en kennen daardoor vaak de specifieke bewonersvraagstukken goed, ook hebben zij toegang tot arbeidspotentieel met en zonder een afstand tot de huidige arbeidsmarkt.
Het zou vanzelf moeten spreken dat lokale sociale ondernemingen en wijkbedrijven een centrale rol in kunnen nemen in het activeren van bewoners en het uitvoeren van deze diensten.
Situatieschets
De realiteit laat echter een ander beeld zien.
Hoe groot de ambities op nationaal niveau ook moge zijn, lokaal raken ambitieuze en sociale ondernemers verstrikt in marktwerking en slecht opdrachtgeverschap waardoor de uitvoering moeilijk tot onmogelijk wordt binnen de bestaande verwachtingen en regelgeving.
Wanneer we de lokale transitieopgave bekijken door de ogen van het wijkbedrijf, identificeren we wat er nodig is om lokale en sociale ondernemers een centrale rol te kunnen laten spelen binnen de energietransitie en daarmee een erkend transitiepad te ontsluiten voor mensen waartoe de arbeidsmarkt een afstand heeft.
In de energietransitie opgave van de bebouwde omgeving zien wij dat zowel het aanbrengen en installeren van laagdrempelige energiebesparende maatregelen als de grootschalige duurzaamheidsaanpak gekenmerkt worden door een combinatie van de volgende aspecten:
- Veel werk; variërend van tocht bestrijding tot de isolatie van daken.
- Goed werk; toegepast en opgavegericht in een ontwikkelende en groeiende sector.
- Lokaal werk; de aanpak van de gebouwde omgeving is niet locatie gebonden. Zij is overal om ons heen.
- Toegankelijk werk; zij-instromers en instappers van verschillende signatuur, met verschillende achtergronden, opleidingen en talenten zijn van onschatbare waarde in het bereiken van de hard-to-reach (HTR), energy users.
- Zeker werk; de lokale opgave in Nederland is dusdanig groot dat de baanzekerheid van professionals in de energiesectoren hoog is.
- Toekomstbestendig werk; de energiesector heeft leren en een leven lang ontwikkelen omarmd; zowel voor werknemers als organisaties.
Onderzoeksdoel en onderzoeksvraag
In dit rapport wordt een koppeling gemaakt tussen de regierol van de gemeente in de uitvoering van de energietransitie, de arbeidstekorten in de techniek en energie en de rol die lokale ondernemers hierin kunnen vervullen.
Centrale onderzoeksvraag
De centrale onderzoeksvraag in dit rapport is als volgt geformuleerd:
- Welke voorwaarden en knelpunten voor hoogwaardige en duurzame werkgelegenheid voor vrouwen in de energietransitie kunnen worden geïdentificeerd om de wijkgerichte aanpak met een centrale rol voor de sociale onderneming op te schalen?
Deze centrale onderzoeksvraag wordt in het eerste deel van dit rapport beantwoord via de volgende deelonderzoeksvragen:
- Hoe verhoudt de opgave van de gemeenten in de uitvoering van de energietransitie zich tot de schrijnende arbeidstekorten in de energietransitie?
- Wat betekenen de richtlijnen die vanuit de Sociaal Economische Raad, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en het NPE voor de rol van de sociale ondernemer en het wijkbedrijf?
- En hoe kan het lokale transitiepad naar werk in de energietransitie ontsloten worden zodat niet alleen de wijkeconomie en de gemeente elkaar kunnen vinden in gelijkwaardig partnerschap, maar ook vrouwen en andere ondervertegenwoordigde groepen hun weg naar hoogwaardig en duurzaam werk in de energietransitie kunnen vinden?
In het tweede en derde deel van dit rapport wordt door de ogen van het wijkbedrijf gekeken naar de realiteit en worden aanbevelingen gedaan in antwoord op de volgende twee vervolgvragen.
- Wat zijn de aannames en belemmeringen die daaruit volgen die het ondernemen en begeleiden van wijkbewoners in en naar duurzaam werken in de energietransitie binnen de huidige kaders vaak onwerkbaar maken?
- Wat is er nodig om cross-sectoraal tot een aanpak te komen waarmee de verschillende doelen bereikt kunnen worden?
Methodologie
In dit advies wordt onderzocht waar de kansen liggen om vanuit de nijpende en groeiende vraag naar mensen op de arbeidsmarkt voor de uitvoering van de lokale energietransitie vrouwen te bereiken via het wijkbedrijf, een transitiepad dat in eerder onderzoek geïdentificeerd is.
De analyse is gestart met een beleidsanalyse van de adviezen op nationaal niveau op basis van deskresearch en gesprekken met belanghebbenden. Vervolgens wordt door de lens van een bestaand Wijkbedrijf gekeken naar de praktijk en worden de ervaren belemmeringen gekaderd.
Om de analyses te duiden en te toetsen, zijn er gesprekken gevoerd met diverse sleutelfiguren.
Veel dank gaat uit naar:
- Marthe Hesselmans – Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
- Leonie van der Steen – Squarewise
- Lian Merkx – Programmamanager Energie(transitie) VNG
- Eva van Eck – Noorderwind
- Patrick Hoogenbosch – Sociaal ondernemer DeBlauweWijkEconomie, Spijkerenergie
- Karen Lansbergen – Onderzoeker Lectoraat Duurzame Sociale Praktijken HAN
- Stefan Erich – Projectmanager DeBlauweWijkEconomie / Projectmanager energie armoede aanpak Arnhem
- Jørgen van Rijn – De duurzame begroter www.dotherightthing.nl
- Eveline Botter – Verduurzamer | projectmanager Leiden | Zero emissie Stadslogistiek | Zon op Teylingen
leeswijzer
Dit document is opgebouwd om vanuit nationale ambities en lokale perspectieven te kijken naar de centrale vraag;
- Welke voorwaarden en knelpunten voor hoogwaardige en duurzame werkgelegenheid voor vrouwen in de energietransitie kunnen worden geïdentificeerd om de wijkgerichte aanpak met een centrale rol voor de sociale onderneming op te schalen?
Deel 1| waar willen we heen?
In het eerste deel verbinden we de nationale ambities en doelen die voortkomen uit het Klimaatakkoord aan het streven naar brede welvaart geplaatst in de context van de lokale energietransitie.
De volgende deelonderzoeksvragen worden beantwoord in Deel 1:
- Hoe verhoudt de opgave van de gemeenten in de uitvoering van de energietransitie zich tot de schrijnende arbeidstekorten in de energietransitie?
- Wat betekenen de richtlijnen die vanuit de Sociaal Economische Raad en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid voor de rol van de sociale ondernemer en het wijkbedrijf?
- En hoe kan het lokale transitiepad naar werk in de energietransitie ontsloten worden zodat niet alleen de wijkeconomie en de gemeente elkaar kunnen vinden in gelijkwaardig partnerschap, maar ook vrouwen en andere ondervertegenwoordigde groepen hun weg naar hoogwaardig en duurzaam werk in de energietransitie kunnen vinden?
Deel 2| Waar staan we nu?
Door de ogen van het wijkbedrijf WijkEnergie Werkt, sociaal ondernemers en beleidsmakers zien we waar de ambitie en realiteit elkaar tegenkomen.
In Deel 2 staat deelonderzoeksvraag 2 centraal:
- Wat zijn de aannames en belemmeringen die daaruit volgen die het ondernemen en begeleiden van wijkbewoners in en naar duurzaam werken in de energietransitie binnen de huidige kaders vaak onwerkbaar maken?
Deel 3| Wat is er nodig om daar te komen?
Op basis van de in Deel 1 beschreven ambities en de in Deel 2 beschreven harde werkelijkheid doen we een tweetal hoofdaanbevelingen. Hiervoor beantwoorden wij onderzoeksvraag 3:
- Wat is er nodig om cross-sectoraal tot een aanpak te komen waarmee de verschillende doelen bereikt kunnen worden?
Deel 4| Samenvatting voor beleidsmakers
In Deel 4 staan de aanbevelingen nog een keer kort en bondig op een rij.
DEEL 1 : Waar willen we heen?
Onderzoeksvraag Deel 1
Wat proberen we op te lossen en waarom?
In het eerste deel van deze studie verbinden we de nationale ambities en doelen die voortkomen uit het Klimaatakkoord aan het streven naar brede welvaart, geplaatst in de context van de lokale energietransitie.
De volgende deelonderzoeksvragen worden beantwoord in Deel 1:
- Hoe verhoudt de opgave van de gemeenten in de uitvoering van de energietransitie zich tot de schrijnende arbeidstekorten in de energietransitie?
- Wat betekenen de richtlijnen die vanuit de Sociaal Economische Raad en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid voor de rol van de sociale ondernemer en het wijkbedrijf?
- En hoe kan het lokale transitiepad naar werk in de energietransitie ontsloten worden zodat niet alleen de wijkeconomie en de gemeente elkaar kunnen vinden in gelijkwaardig partnerschap, maar ook vrouwen en andere ondervertegenwoordigde groepen hun weg naar hoogwaardig en duurzaam werk in de energietransitie kunnen vinden?
Context
Van nationaal naar lokaal
Gemeenten hebben de regierol bij de energietransitie van de gebouwde omgeving, maar komen handen en expertise tekort in de uitvoering. Naast de opgave in het fysieke domein, hebben gemeenten door de stijging van de gasprijzen in toenemende mate te maken met (energie) armoede en rechtvaardigheid en worstelen met het betrekken van de mensen die het hardst geraakt worden.
Landelijk staat het arbeidstekort in de energiesectoren hoog op de politieke agenda. Gestuurd door het nationale Klimaatakkoord en de Europese Green Deal wordt via het Nationale Groene en Digitale banenplan, het Nationaal Plan Energiesystemen en door brancheorganisaties aandacht gevraagd voor de ontwikkeling van nieuwe transitiepaden naar het werk in de energietransitie.
Vanuit de SER14 en de WRR16 7 worden heldere lijnen getrokken richting een duurzame en inclusieve arbeidsmarkt, in dienst van de brede welvaart. Om dit te bereiken komt er steeds meer aandacht voor sociale innovatie; het anders inrichten van de maatschappij, aandacht voor goed en duurzaam werk gecombineerd met de ontwikkeling en implementatie van nieuwe ideeën om aan de sociale een maatschappelijke behoeften te voldoen door het creëren van nieuwe sociale relaties of samenwerkingsverbanden’.
Feitelijk zien we dat de energiesectoren in Nederland enerzijds de urgentie van het arbeidstekort stevig op de agenda weten te krijgen, maar veel moeite hebben met het aantrekken van ondervertegenwoordigde groepen. Het aantal vrouwelijke medewerkers in de energiesector blijft zelfs achter bij het Europese gemiddelde11. Dit resulteert niet alleen in een scheve verdeling van goed en duurzaam werk maar bovendien ook dat de investeringen in opleiding en doorstroming maar bij een beperkt deel van de beroepsbevolking terecht komen.
Wanneer we al deze ambities en perspectieven verbinden, zien we een nieuw transitiepad verschijnen; de mogelijkheid om via het lokale wijkbedrijf, zowel mannen als vrouwen als andere ondervertegenwoordigde groepen aan goed werk in de uitvoering van de doelen uit het klimaatakkoord te helpen.
Arbeidstekorten in groene banen
De arbeidstekorten in de uitvoering van het klimaatakkoord zijn schrijnend en lopen op. De kwaliteit van groene banen en het borgen van gelijke kansen zijn beide fundamenteel voor het slagen van een rechtvaardige energietransitie. Groene banen zijn banen die zijn geïdentificeerd in het Klimaatakkoord als banen die bijdragen aan het tegengaan van klimaatverandering en het versnellen van de energietransitie. Hierbij is de effectieve ondersteuning van de toegang tot groene banen en het behoud van hoogwaardige werkgelegenheid in deze banen van groot belang.5
Nederland heeft een lager aandeel vrouwen dan mannen in de energie- en transportsector. In 2022 vormden vrouwen slechts 21% van de werknemers in de energiesector in Nederland, wat 3% lager was dan het EU-gemiddelde. In hetzelfde jaar vertegenwoordigden vrouwen 23% van de werknemers in de transportsector in Nederland (net boven het EU-gemiddelde van 22%).11
Rechtvaardigheid in de energietransitie
De energietransitie heeft de neiging om onrechtvaardigheden te creëren en ongelijkheid te vergroten, en het is van cruciaal belang om deze op te sporen en te verzachten. Een (herzien) kader voor energierechtvaardigheid kan beleidsmakers helpen bij het maken van expliciete normatieve aannames in het energiebeleid. Opgave gestuurd beleid en een helder normatief raamwerk kan misverstanden voorkomen en licht werpen op controverses rondom energierechtvaardigheid.
Uitvoering lokale energietransitie
De uitvoering van de lokale energietransitie is een taak van de gemeenten en zij vervult daarmee een opdrachtgeversrol voor het verduurzamen van de bebouwde omgeving. Om deze rol uit te voeren, krijgt de gemeente implementatieverplichting van nationaal beleid en het mandaat om gedelegeerde taken uit te voeren inclusief het beheer van de bijbehorende budgetten.
In het door de overheid geschetste gewenste eindbeeld in het Nationaal Plan Energiesysteem zijn overheden toegankelijke, betrouwbare en betrokken gesprekspartners voor kleinere bedrijven en maatschappelijke instellingen, vooral op lokaal en regionaal niveau. In dit verdiepingsdocument over de maatschappelijke kant van het energiesysteem wordt het beeld geschetst van een overheid die aanspreekbaar is op de mogelijkheden en kaders van het beleid waarbinnen initiatiefnemers aan de slag kunnen. In een succesvolle transitie functioneren kleinere bedrijven en maatschappelijke instellingen als inspirerende voorbeelden, initiatiefnemers en aanjagers in hun omgeving. Ze nemen belemmeringen weg bij anderen in hun omgeving om een actieve bijdrage te leveren aan de energietransitie. Ze bouwen en delen kennis, contacten en voorbeelden met hun omgeving en bundelen de krachten om tot gezamenlijke initiatieven te komen. Op die manier maken ze ook de voordelen voor zichzelf en hun omgeving groter: ze versterken onderlinge sociale relaties, ze vergroten de toekomstbestendigheid van activiteiten van zichzelf en hun omgeving en kunnen financieel de vruchten plukken van een tijdige overgang naar een actieve rol in het energiesysteem.
Energie armoede in huishoudens
Het stap voor stap verduurzamen van alle woningen heeft een beperkt (langzaam) effect op energiearmoede. Het grootste structurele effect kan behaald worden als huishoudens met energiearmoede voorrang krijgen in de verduurzaming. Gemeenten stimuleren meerdere initiatieven om energiearmoede in huishoudens iets te verminderen, zoals het financieren van energiecoaches en energiedisplays.
Energiecoaches en energiedisplays kunnen energiearmoede verminderen, al is het in beperkte mate, en beperkte energiebesparing realiseren, tegen relatief lage kosten. Voor de warmtetransitie leveren deze maatregelen echter te weinig op en zijn grotere ingrepen nodig. Ook is niet bekend of de energiebesparing structureel is.
Verduurzaming alleen biedt niet voor alle huishoudens met energiearmoede een verzachting: de verbetering is onvoldoende om huishoudens uit energiearmoede te halen, of de huishoudens wonen al in een goed geïsoleerde woning. Voor deze huishoudens speelt inkomensarmoede een grote rol.
Verdeling en inclusie van vrouwen
De groei van het aantal arbeidsplaatsen in de transitie naar duurzame energie wordt verwacht binnen sectoren die van oudsher door mannen gedomineerd worden. Bovendien worden banen die profiteren van de groene transitie vaak geassocieerd met uitdagingen op het gebied van gender-vooringenomen rekrutering, met name in technische en andere op technologie gebaseerde studieprogramma’s.
Deze perspectieven moeten in overweging worden genomen bij het bespreken van een eerlijke of sociaal duurzame groene transitie, zodat zij de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen niet vergroot.
Europese Green-Dealmaatregelen zijn over het algemeen gerichte investeringen in hernieuwbare energie en koolstofarm transport, sectoren die nog steeds door mannen worden gedomineerd. De meeste van de tot nu toe toegewezen middelen zijn indirect gericht op een overwegend mannelijke beroepsbevolking.11
Sociale innovatie in de energiesector
Sociale innovatie en gerichte werkgelegenheidsprogramma’s kunnen ondervertegenwoordigde groepen helpen door middel van duurzame en hoogwaardige arbeidsparticipatie een rol te vervullen in het behalen van de klimaatdoelen.
De Raad van Europa adviseert in het kader van het behalen van de doelstellingen in de Green Deal in te zetten op goed ontworpen, gerichte en tijdgebonden werkgelegenheidsprogramma’s die begunstigden via opleiding voorbereiden op blijvende deelname aan de arbeidsmarkt, met name personen uit de ondervertegenwoordigde groepen en mensen in kwetsbare situaties.
De SER adviseert per sector een programmatische aanpak te ontwikkelen om sociale innovatie verder te ontwikkelen. De raad omschrijft sociale innovatie als het vernieuwen van de arbeidsorganisatie. Het is het creëren van een werkomgeving waarin werknemers hun kwaliteiten en hun talenten kunnen ontwikkelen. Hierdoor kunnen medewerkers plezierig werken, en het verbetert ook de bedrijfsprestaties. Samen met technologische innovatie vergroot dat de arbeidsproductiviteit van de onderneming én van de nationale economie.
Goede zaken door ondernemingen
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid concludeert in haar rapport “Goede Zaken” dat ondernemingen onmisbaar zijn in de aanpak van de opgaven waarvoor we staan op het gebied van energie en klimaat en pleit voor een actieve rol van de overheid in het ontsluiten van hun maatschappelijke kracht.
De Raad van Europa12 adviseert in het kader van het behalen van de doelstellingen in de Green Deal, in te zetten op de bevordering van ondernemerschap, met inbegrip van ondernemingen en alle andere entiteiten van de sociale economie, met name in regio’s die met overgangsproblemen worden geconfronteerd en, waar van toepassing, in sectoren die klimaat- en milieudoelstellingen bevorderen, zoals de circulaire economie, met speciale aandacht voor vrouwelijk ondernemerschap (bv. -financiële maatregelen, waaronder opleidingen en adviesdiensten).
In het eindadvies ‘naar een samenhangende aanpak voor human capital in de energietransitie’ wordt geadviseerd voort te bouwen op bewezen kernen en infrastructuren. Dit advies richt zich in eerste instantie op de programma’s en samenwerkingsverbanden maar geldt ook bij het activeren van wijkbewoners; het weefsel in de wijk is er vaak al, de lokale ondernemers vaak ook. Bouw daarop voort wanneer mogelijk, in plaats van het invliegen van nationale programma’s van korte duur.
Goed werk voor iedereen
De wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid destilleert de drie belangrijke condities voor goed werk voor iedereen7; condities die goed passen bij de aard van de Nederlandse kennis- en diensteneconomie en bij de wensen en verwachtingen van mensen in de samenleving.
Bedrijven en instellingen zijn primair verantwoordelijk voor de kwaliteit van werk, maar ook de overheid kan helpen met het realiseren van goed werk voor meer mensen door goede wet- en regelgeving, toezicht, subsidies, door eisen te stellen bij aanbestedingen en het goede voorbeeld te geven als werkgever.
In het algemeen geldt dat aan de bovenkant van de arbeidsmarkt banen worden gecombineerd omdat mensen de afwisseling en uitdaging prettig vinden, aan de basis van de arbeidsmarkt worden banen gecombineerd vanwege de noodzaak van voldoende inkomen. Voor deze laatste groep is het combineren soms moeilijk, vanwege reistijden, regelwerk, gevraagde beschikbaarheid en dubbele loyaliteit. Daarnaast is het vaker fysiek zwaar werk.
Bestaanszekerheid voor vrouwen
Door de stijgende energieprijzen groeit de groep mensen in energiearmoede. Vrouwen in de werkzame leeftijd zijn oververtegenwoordigd binnen deze groep (Creusen et al., 2023). Een vijfde van de huishoudens in energiearmoede heeft een combinatie van een laag inkomen met:
- Een hoger energieverbruik door een slecht geïsoleerde (huur)woning en
- Een woonsituatie waarin huisgenoten zorg vragen.
Vaak zijn deze huishoudens eenoudergezinnen met een vrouwelijke hoofdkostwinner. Daarnaast wordt onbetaalde arbeid (zoals zorgtaken) nog altijd vaker door vrouwen gedaan dan door mannen.
Een integrale aanpak is noodzakelijk, gezien de situatie sinds 2021 van
- Sterk stijgende energieprijzen,
- Het remmende effect van de arbeidsmarktkrapte op de energietransitie,
- De lage participatie op de arbeidsmarkt van vrouwen en
- Hun kwetsbare positie voor energiearmoede, is een integrale aanpak noodzakelijk.
Het mes moet aan meerdere kanten snijden: het vergroten van de arbeidscapaciteit in de energietransitie én het duurzaam verbeteren van de economische positie van vrouwen, met bijzondere aandacht voor de groep vrouwen die lijdt onder de gevolgen van de gestegen energieprijzen.
Om zowel de energietransitie te versnellen, de nijpende arbeidstekorten aan te pakken als de groeiende armoede onder vrouwen te bestrijden is het essentieel dat vraag en aanbod in de arbeidsmarkt goed op elkaar aansluiten. Deze aansluiting werkt alleen wanneer bedrijven open staan voor de behoeften van verschillende doelgroepen.
De keuze voor het wijkbedrijf WijkEnergie Werkt
WijkEnergie Werkt is het enige initiatief geïdentificeerd in eerder onderzoek van 75inQ dat hoogwaardige werkgelegenheid biedt aan vrouwen en specifiek vrouwen benadert (naast andere doelgroepen) om een bijdrage te leveren aan de energietransitie.
WijkEnergie Werkt is een sociale onderneming die lokaal betaald werk biedt waarbij deelnemers in samenspraak met toekomstige werkgevers opgeleid worden en tijdens het werk doorleren om doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt te bevorderen.
Er is aandacht voor en begeleiding bij het aanpakken van multi-problematiek rondom armoede.
Puntsgewijze samenvatting
Sociale innovatie
- Sociale innovatie en gerichte werkgelegenheidsprogramma’s kunnen ondervertegenwoordigde groepen helpen door middel van duurzame en hoogwaardige arbeidsparticipatie een rol te vervullen in het behalen van de klimaatdoelen.
Rechtvaardigheid
- Door te sturen op brede welvaart kunnen meerdere maatschappelijke transities gekoppeld worden.
Verdeling
- Het aantal arbeidsplaatsen en de beschikbare opleidingsgelden binnen de energietransitie zijn ongelijk verdeeld tussen mannen en vrouwen.
Lokale werkgelegenheid
- Lokale werkgelegenheid is een vereiste om vrouwen te activeren in het transitiepad naar duurzame en hoogwaardige arbeidsparticipatie in de energietransitie, daarom richt dit advies zich op de rol van het wijkbedrijf met een dienstenaanbod binnen de energietransitie.
- Gemeenten hebben de regierol in de energietransitie, en zijn daarmee de opdrachtgever voor de lokale uitvoering.
- Zet in op de bestaande weefsels in de wijken en de lokale ondernemers die hier vaak al actief zijn.
Goede en groene banen
- Goed werk is 1) werk dat voldoende (financiële) zekerheid oplevert, ook in verhouding tot anderen en op de lange termijn, 2) werk met een zekere vrijheid, waarbij een beroep wordt gedaan op onze capaciteiten en goede sociale relaties worden onderhouden, en 3) werk met voldoende tijd en ruimte om het te combineren met zorgtaken en een privéleven.
Inclusieve arbeidsmarkt
- Om zowel de energietransitie te versnellen, de nijpende arbeidstekorten aan te pakken als de groeiende armoede onder vrouwen te bestrijden is het essentieel dat vraag en aanbod in de arbeidsmarkt goed op elkaar aansluiten.
- De aansluiting tussen de lokale opgave, het aanpakken van de arbeidstekorten en meervoudige opgaven werkt alleen wanneer bedrijven en opdrachtgevers open staan voor de behoeften van verschillende doelgroepen.
DEEL 2 : Waar staan we nu?
Onderzoeksvraag Deel 2
Wat proberen we op te lossen en waarom?
Door de ogen van het wijkbedrijf WijkEnergie Werkt, sociaal ondernemers en beleidsmakers zien we waar de ambitie en realiteit elkaar tegenkomen.
In deel 2 staat deelonderzoeksvraag 2 centraal:
Aan de hand van concrete voorbeelden en op basis van ervaringen analyseren we de gapende kloof tussen grote doelstellingen en de dagelijkse realiteit van een lokale sociale onderneming in de uitvoering van de energietransitie.
De voorbeelden zijn gebaseerd op de ervaringen van WijkEnergie Werkt en aangevuld met de ervaringen die opgetekend zijn uit de gesprekken met betrokkenen en belanghebbenden.
De onderneming
WijkEnergie Werkt
WijkEnergie Werkt is een wijkbedrijf in Rotterdam waar met het realiseren van lokale projecten die bijdragen aan de energietransitie, door wijkbewoners zowel stappen in de verduurzaming van de lokale gebouwde omgeving als naar duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt gezet worden. Energieklussers worden lokaal geworven en lokaal ingezet en spreken de talen van de bewoners in de wijken.
Een voorbeeld van een succesvolle aanpak op meerdere fronten in de energietransitie is de onderneming WijkEnergie Werkt, een sociale onderneming die buurtbewoners opleidt, zodat zij via het wijkbedrijf duurzaam aan het werk kunnen én door kunnen stromen naar groene banen binnen de uitvoering van de energietransitie. Medewerkers worden niet geworven op basis van afgeronde opleiding, maar Iedereen die wil mag meedoen.
De realiteit; Belemmeringen in de uitvoering
De praktische belemmeringen die WijkEnergie Werkt ervaart in de uitvoering zijn ondergebracht in drie niveaus;
- Belemmeringen bij de bedrijfsvoering (p. )
- Belemmeringen bij de dienstverlening (p. )
- Belemmeringen voor de werknemers (p. )
De belemmeringen vinden hun oorzaak en oplossing in de twee hoofdthema’s waarop in deel 3 dieper ingegaan wordt; de erkenning van het transitiepad en het belang van goed opdrachtgeverschap.
De barrières die hun oorsprong vinden in deze twee thema’s zijn geïllustreerd in deel 2 van dit advies. In dit deel 3 identificeren we de oplossingen en aanbevelingen op korte en lange termijn en hoe deze in te weven zijn in bestaande programma’s.
In onderstaande tabel worden de ervaren belemmeringen samengevat en gegroepeerd onder de 2 hoofdoorzaken.
Puntsgewijs worden in deze volgorde de belemmeringen toegelicht en geïllustreerd met ervaringen uit de praktijk. Deze opsomming heeft als doen het beeld te scheppen van de belemmeringen en obstakels die een kleine, buurtgebonden sociale onderneming ervaart in de uitvoering van de energietransitie met duurzame werkgelegenheid.
1) Belemmeringen bij de bedrijfsvoering
De belemmeringen die sociale ondernemingen ervaren op het gebied van de bedrijfsvoering van de onderneming zijn velerlei en vinden voor een groot deel hun oorzaak in het gebrek aan erkenning en waardering van de maatschappelijke bijdrage en de aard van de onderneming binnen de regels van de oude economie.
Erkenning transitiepad
Sociale ondernemingen worden niet erkend
Sociale ondernemingen – bedrijven die expliciet een maatschappelijk doel nastreven –, start-ups en innovatieve bedrijven hebben relatief veel moeite met het aantrekken van langdurige financiering. Vaak beperkt het zich tot eenmalige, relatief kleine, opdrachten of subsidies vanuit een experimenteer/ pilot budget van de gemeente, provincie of overheid.
De overheid heeft te weinig oog voor deze realiteit: maatschappelijk bijdragen loont voor de meeste ondernemingen onvoldoende. Bedrijvenbeleid leunt te sterk op de vrijwillige inzet van individuele ondernemers om een verschil te kunnen maken.
Erkenning transitiepad
Crisisaanpak vs. Duurzame aanpak
De bestaande SPUK gelden mogen ingezet worden voor het opleiden van energiefixteams, deze worden ondergebracht bij gemeenten of lokale organisaties zoals energiecoöperaties. Echter de SPUK gelden zijn tijdelijk en geoormerkt budget vanuit de nationale overheid naar de gemeenten.
Erkenning transitiepad
Ongelijk speelveld voor sociaal ondernemers
Van sociaal ondernemers wordt vaak verwacht dat ze kunnen concurreren met partijen die winst gedreven zijn, terwijl zij aan strengere regels moeten voldoen en vaak hogere lasten hebben. Met andere woorden; een ongelijk speelveld.
Voor winst gedreven ondernemingen kunnen deze barrières minder zichtbaar zijn, of simpelweg niet aanwezig.
Een selectie van de belemmeringen die sociaal ondernemers ervaren op dit speelveld, en de gevolgen van deze ongelijkheid wordt hieronder geïllustreerd;
- Aanbestedingsregels niet consistent
- Onwenselijke concurrentie
- Wijzigende uitgangspunten
- Nieuwe en niet bestaande processen
- Aanbestedingsregels niet consistent
Onder de aanbestedingsregels met betrekking tot het verlenen van een voorbehouden opdracht25 zijn de eisen scherper dan in de definitie die de SER en de EU aanhouden; de onderneming moet als belangrijkste statutaire doel de maatschappelijke en professionele (her)integratie van gehandicapten en kansarmen opgenomen hebben.
Rotterdam kiest voor een open house constructie.22,23 Andere vormen die mogelijk meer garanties voor de onderneming zelf bieden zijn (Quasi-)inbesteden of de voorbehouden opdracht.
- Onwenselijke concurrentie
Bij aanbestedingen dingen sociale ondernemingen met een maatschappelijke missie mee, zolang zij geen uitzonderingspositie hebben, binnen de regels die ontworpen zijn voor commerciële partijen. Deze marktwerking zorgt ervoor dat de concurrentie onder de partijen wordt aangewakkerd door ze tegen elkaar uit te spelen. Er is immers financiële afhankelijkheid en wie het meeste werk levert krijgt het meest betaald. Samenwerking met concullega’s is bovendien vaak niet mogelijk wanneer er op een enkele klus ingeschreven moet worden.
- Wijzigende uitgangspunten
In het gehele proces wijzigt steeds het uitgangspunt (van belang van de opdrachtgever, naar belang voor de aannemer), de deelnemer/medewerker zou in álle keuzes centraal moeten staan en alle keuzes zouden goed doordacht moeten worden op de praktische consequenties voor die deelnemers.
- Nieuwe en niet bestaande processen
Onduidelijke processen waardoor er onduidelijke of geen afspraken vastgelegd (kunnen) worden.
“De eerste maanden hebben wij gewerkt met papieren verantwoordingsformulieren. Deze moesten gefotografeerd en samen met foto’s’ van de geïnstalleerde materialen in woningen bij de gemeente worden ingediend.
Erkenning transitiepad
Risicovol werkgeverschap
Een sociale onderneming draagt meer risico, omdat de achtergrond van de werknemers dit vaak met zich meebrengt. Binnen de aanbestedingsregels wordt dit niet erkend en wordt verwacht dat de concurrentie aangegaan kan worden met marktpartijen.
Het risico van uitval, dat voor een sociale ondernemer groter is, ligt hierbij bij de ondernemer zelf.
Erkenning transitiepad
Remmende mythevorming
Mythes rondom de effectiviteit en toepassing van laagdrempelige energiebesparende maatregelen hebben sinds de stijging van de gasprijzen een vlucht genomen. Het is belangrijk deze zogenaamde mythes te herkennen om zo te voorkomen dat ze in de weg staat van daadwerkelijke positieve verandering.
We beschrijven de aard en de gevolgen van de volgende mythes, aannames en verwachtingen die een vertragende werking hebben op het beoogde doel.
- De mythe van het blik vol gratis arbeidskrachten.
- De mythe van nieuw is leuk
- De mythe van de populaire maatregelen
- De mythe van isolatie en tochtbestrijding
- De mythe van de tochtstrip tegen energiearmoede
- De mythe van vrijwillig, onbetaald amateurisme
- De mythe van het blik vol gratis arbeidskrachten.
De mythe van de ‘gratis fixer’ heeft in veel gemeenten tot aannames geleid die leiden tot een beeldvorming die in weg kan staan van duurzame positieve verandering.
Een veel voorkomende mythe is het idee dat voor het uitvoeren van de taken waarvoor geen vakmensen meer beschikbaar zijn of de wachttijden oplopen tot maanden of jaren (aannemers) een zogenaamd ‘blik’ opengetrokken kan worden. Uit dit blik komen ‘gratis’ arbeidskrachten die ‘aangevraagd’ kunnen worden.
Deze beeldvorming is breed opgepakt door de pers en opgenomen door grote commerciële partijen in hun PR en MVO-beleid. De weerslag op de reeds werkelijke bestaande ondernemingen is groot; immers door het gratis aanbieden van de dienst is de verwachting gewekt dat de arbeid tegen materiaalkosten verricht kan worden.
- De mythe van nieuw is leuk
Platform 31 benoemt in haar publicatie over verduurzamen met bewoners een aantal mythes over verduurzaming26. Een van de daarin benoemde mythes is de mythe van ‘nieuw is leuk’. Vaak zijn degenen die de energietransitie-boodschap brengen erg enthousiast over nieuwe producten of innovatieve ontwikkelingen. Maar voor de overgrote meerderheid van de mensen geldt dat men ‘nieuw’ helemaal niet leuk vindt. Dat komt door ons gewoontegedrag. Nieuwe dingen ontregelen en daardoor ontstaat bij de grote groep mensen weerstand. Negentig procent van de bij de koplopers aanvaarde nieuwe producten vindt geen acceptatie onder de middenmoters.
Nieuw is leuk als het iets gemakkelijker voor je maakt, of als al het andere in je leven goed geregeld is. Anders is nieuw vooral een opgave die je uit je dagelijkse overlevingsstand haalt en waar je aan moet wennen.
- De mythe van de populaire maatregelen
De mythe van de populaire maatregelen wordt ook genoemd in de publicatie van Platform3126.
Vaak denken boodschappers dat de doelgroep vooral vanuit een interesse in het thema energie is gemotiveerd. Dit beeld klopt echter om twee redenen niet:
- Slechts een klein deel van de mensen heeft duurzaamheid in zijn/ haar normen en waarden verankerd en handelt hier ook naar27.
- De populariteit wordt bepaald door een combinatie van de functionele waarde, de X-factor (aantrekkelijkheid, wauw factor) en de mate van moeite die het kost om het nieuwe product te plaatsen of gaan gebruiken (de disruptiviteit).
- De mythe van isolatie en tochtbestrijding
De woorden tochtbestrijding en isolatie worden inwisselbaar en door elkaar gebruikt. Dit brengt het risico op valse duurzaamheidsclaims met zich mee.
Isolatie van een woning vergt vaak een grote investering; zoals het isoleren van muren, glas of dak.
Laagdrempelige en tochtwerende maatregelen dragen bij aan het comfort en kunnen de energierekening wat omlaag brengen.
- De mythe van de tochtstrip tegen energiearmoede
Wanneer energiearmoede hoofdzakelijk als een isolatieprobleem gezien of beschreven wordt, dan ligt de oplossing in de lijn van de verduurzaming van de woningvoorraad.
Wanneer energiearmoede als een betalingsprobleem gedefinieerd wordt, is mogelijk sprake van langdurige (inkomens)armoede.
Wanneer energiearmoede gekoppeld wordt aan een bovengemiddeld gebruik in combinatie met inkomensarmoede, spelen beide problematieken.
- De mythe van vrijwillig, onbetaald amateurisme
Veel van de taken die nu door coöperaties en organisaties opgepakt en uitgevoerd worden zijn onbetaald en worden uitgevoerd door vrijwilligers, al dan niet georganiseerd binnen de coöperatieve energietransitie. Deze vrijwilligers zijn vaak professionals die zich na hun pensioen of in hun vrije tijd inzetten voor de uitvoering van deze taken.
Niet iedereen kan of wil dit en de demografie van deze vrijwilligers is vaak afhankelijk van opleiding, achtergrond en draagkracht.
De expertise is vaak groot en vrijwilligers zijn geen amateurs. Onbetaalde krachten die zich inzetten voor de energietransitie zullen serieus genomen moeten worden als gelijkwaardig partner in de lokale energietransitie.
Erkenning transitiepad
Armoede en Filantropie
De kans is dan groot dat bedrijven een positieve maatschappelijke bijdrage vooral zien als filantropie of een veredelde vorm van marketing in plaats van dat ze significante aanpassingen in hun bedrijfsmodel maken. (…) Werkelijk positieve verandering blijft dan uit.7
Goed opdrachtgeverschap
Gebrekkige basisfinanciering
Voor de levensvatbaarheid van een (sociale) onderneming die mensen in dienst heeft, is langdurige en stabiele financiering van primair belang.
Zonder cashflow kunnen mensen niet betaald worden, en juist de mensen die aan het werk zijn binnen sociale ondernemingen die zich richten op het activeren van mensen waar de reguliere arbeidsmarkt nog niet voor open staat, zijn vaak financieel minder weerbaar.
Goed opdrachtgeverschap
Onbewust opdrachtgeverschap
Bewust opdrachtgeverschap erkent de volgende elementen in het sociale ondernemerschap;
- Hogere verwachting, lagere vergoeding
- Inclusie van verschillende achtergronden
- Regeldruk
- Oude versus nieuwe economie
- Hogere verwachting, lagere vergoeding
In beginsel is dit ook wenselijk, zeker als er sprake is van een mogelijke samenwerking en de ambitie binnen verschillende domeinen impact te maken.
De realiteit is echter niet te combineren met een gezonde bedrijfsvoering van de onderneming. Daar waar winst gedreven ondernemingen zakelijk benaderd worden en gezien worden als volwaardig partner, wordt van een sociale onderneming eerder verwacht dat diensten onder de marktprijs aangeboden worden.
Dit resulteert bijvoorbeeld in continue verzoeken om onderzoeken, optreden, meedenken, participeren, promotie, kortom investeren van onbetaalde uren.
Inclusie van verschillende achtergronden
Daar waar sociaal ondernemers met een Nederlandse achtergrond al moeite hebben met het zich staande houden binnen de regelgeving en regeldruk, zijn sociaal ondernemers met een migratieachtergrond nog veel verder ondervertegenwoordigd.
Social Enterprise.nl stelt in haar rapportage “Iedereen aan de bak”, dat het belangrijk is deze groep actief te betrekken als opdrachtgever, anders wordt zij simpelweg over het hoofd gezien. Uit het onderzoek blijkt dat ondernemers met een migratieachtergrond een gebrek aan toegang tot financiering hebben. Taalbarrières vormen daarnaast ook een drempel. Tevens zorgt het hebben van een beperkt sociaal netwerk voor uitdagingen bij deze groep.
- Regeldruk
- Oude versus nieuwe economie
Ook de boekhouding met op orde zijn en toezichthouders zien deze graag in de plus. De sociale onderneming bestaat nu in de oude economie, waar omzet en financiële winst als succesfactoren gelden; echter laat de realiteit zin dat iets wat goed is voor de wereld neerzetten binnen de spelregels en afrekeningsculturen van oude economie bijna niet mogelijk is.
Goed opdrachtgeverschap
Te lange acquisitietijd
Veel partijen en mogelijke opdrachtgevers zijn in eerste instantie enthousiast over de brede impact die in samenwerking met de onderneming gemaakt kan worden. Ondernemers wordt gevraagd in vroeg stadium mee te denken en het voorwerk in aanloop naar de opdracht onbetaald te verrichten. Vaker dan wel, gaat de opdracht echter niet door of duurt de fase langer dan normaal. Dit heeft te maken met de meervoudige waarde die vaak buiten het mandaat van de opdrachtgever ligt.
Goed opdrachtgeverschap
Angst voor overheidssteun
De angst voor het verlenen van overheidssteun en het daarmee riskeren van misstanden en politieke tegenwind komt veel terug in de gevoerde gesprekken. Aanbestedingsregels kunnen hier uitkomst bieden voor de betrokken beleidsmakers, echter wordt er daarmee voorbijgegaan aan de grotere en collectieve doelstellingen.
Goed opdrachtgeverschap
Gebrek aan flexibiliteit in de sector
Het aanvalsplan Arbeidsmarkttekorten Techniek, Bouw en Energie46, opgesteld door 7 brancheorganisaties erkent dat er nu vele groepen mensen ondervertegenwoordigd zijn in de techniek, zoals vrouwen, mensen met een niet westerse achtergrond en arbeidsgehandicapten en onderschrijft dat verandering vraagt vernieuwing van het werkgeverschap in deze sectoren.
Erkenning transitiepad
Voorfinancieren en investeren zonder zekerheid
Het voorfinancieren is voor een impact onderneming zonder financiële buffer niet mogelijk.
2) Belemmeringen in de dienstverlening
De belemmeringen die sociale ondernemingen ervaren op het gebied van de dienstverlening zelf vinden hun oorsprong in het gebrek aan erkenning de maatschappelijke waarde van de diensten.
Erkenning transitiepad
Uitgeklede dienstverlening
De kwaliteit en waarde die dienstverlening kan hebben wordt binnen de bestaande economische kaders al snel uitgekleed door een ‘race to the bottom’ waarin alleen naar financiële resultaten gekeken wordt.
De in eerste instantie uitgebreide bezoeken bij mensen thuis om zorgen en vragen over energie, klimaat, energietransitie, aardgasvrij, de woning te voeren kosten tijd en geld.
Wanneer er slechts betaald wordt voor het aantal bezochte huizen, kan de dienst niet meer in die vorm aangeboden worden.
Erkenning transitiepad
Risicovol partnerschap
Soms wordt het werk door onderaannemers uitgevoerd, waar we pas midden in het proces achter komen. De onderaannemer is dan niet betrokken geweest bij het voorproces.
Goed opdrachtgeverschap
Hogere verwachtingen
Zoals beschreven in eerdere voorbeelden zijn de verwachtingen van een sociale onderneming op het gebied van dienstverlening en tijdsinvestering vaak hoger dan bij een winst gedreven onderneming. Dit is gezien de achtergrond van de medewerkers, de extra tijd die nodig is voor begeleiding en opleiding en de kwetsbaarheid van het bedrijfsmodel, niet realistisch en kan daardoor leiden tot een lagere kwaliteit.
Deze paradox vindt haar oorsprong in het wensdenken en valse verwachtingen schept bij partners en opdrachtgevers.
Goed opdrachtgeverschap
Turbulente afzetmarkt
De snelheid en daarmee gepaard gaande ontwikkelingen in binnen- en buitenland hebben invloed op de lokale dienstverlening.
Voorbeelden zijn de stikstofcrisis, de bescherming van soorten zoals de vleermuis en de stijging van de gasprijzen na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne.
Ook is bijvoorbeeld de vraag naar fix-diensten seizoensgebonden en neemt de vraag naar verkoeling toe in de zomer.
3) Belemmeringen voor werknemers
De belemmeringen die sociale ondernemingen ervaren op het gebied van het werkgeverschap hebben te maken met de zekerheid die een sociale onderneming of wijkbedrijf aan haar medewerkers kan en wil bieden.
De ambities en sociaal-maatschappelijke missie van de ondernemer of onderneming is vaak moeilijk de combineren met een stelsel van verzekeringen en betalingsvoorwaarden die uitgaan van grotere en winst gedreven organisaties.
Erkenning transitiepad
Te hoge opleidingseisen
De eisen die gesteld worden aan de duur en financiering van opleidingstrajecten passen niet bij alle doelgroepen. Met een aantal voorbeelden wordt dit geïllustreerd;
- Scholingssubsidies komen niet bij sociale ondernemingen terecht
- Onrealistische opleidingsverwachtingen
- Onrealistische doorstroomverwachtingen
- Beperkte bereidheid doorstroompartners
- Bereik scholingssubsidies
Scholingssubsidies bereiken lang niet altijd de kleinere ondernemingen die ze het hardst nodig hebben, omdat deze bijvoorbeeld weinig zichtbaar zijn of omdat er een behoorlijk voorschot wordt gevraagd. Gemiddeld genomen investeert het mkb minder in herscholing dan het grootbedrijf.
- Onrealistische opleidingsverwachtingen
Mensen met een uitkering mogen maar 2 maanden ‘ernaast’ werken of een opleiding volgen terwijl zij langer nodig hebben.
- Onrealistische doorstroom verwachtingen
Doorstromen van mensen wordt bemoeilijkt doordat arbeidscontracten maar ook onboarding processen in de sector niet inclusief (of menselijk) zijn.
- Beperkte bereidheid doorstroompartners
Partijen die zich niet realiseren waar zij zich aan verbinden; het aannemen van arbeidskrachten, zodra er een kandidaat klaar is voor werk blijken er geen vacatures of hele praktische zaken (of smoesjes) die maken dat iemand niet in dienst genomen wordt (niet in bezit van een rijbewijs ed.).
Goed opdrachtgeverschap
Loonuitkering in de startfase
Er zijn voldoende subsidies beschikbaar voor pilots, experimenten en leerprojecten. Vaak zijn dat tijdelijke opdrachten en accelerator programma’s waar je dan als sociaal ondernemer ook trainingen, workshops en coaching krijgt om je onderneming te kunnen opstarten of draaien. Inhoudelijk mogelijk interessant, wel allemaal in je vrijwillige uren. Er zijn echter, voor zover ik weet, geen fondsen of budgetten beschikbaar waarmee we arbeidsplaatsen ter beschikking kunnen stellen. Dus bijvoorbeeld een aantal bekostigde arbeidsplaatsen bij ons bedrijf, waarvan ik de salarissen en de verzekeringen kan betalen. Dan kan ik met de mensen in die arbeidscontracten klussen en opleidingen zoeken die zij kunnen doen om uiteindelijk uit te stromen. Daar hebben we dan, zeg, twee jaar de tijd voor. Stroomt iemand eerder uit, heel fijn, dan kan die plek door iemand anders worden vervuld. Als we vanaf het begin allemaal weten dat het voor twee jaar is, dan hebben we allemaal tenminste twee jaar financiële rust. En kunnen we verder kijken naar wat een goede plek is om naar uit te stromen.
Goed opdrachtgeverschap
Ongelijk speelveld
Om mensen aan het werk te helpen opereren veel sociaal ondernemers binnen een complex speelveld van toeslagen en wetgeving; regels zijn zeer verschillend voor verschillende groepen. De ervaringen met het toelagen schandaal leiden er bovendien toe dat er veel wantrouwen heerst onder een belangrijk deel van de doelgroep.
- Instrumenten zijn niet toereikend
- Stigma en stereotypering
- SROI waardering
- Sociaal ondernemen kost tijd
- Oneerlijke concurrentie
- Instrumenten zijn niet toereikend
Er zijn grote verschillen tussen de instrumenten die beschikbaar zijn voor mensen met of zonder uitkering; job coaching, of mensen een inkomen mogen hebben tijdens studietijd, verzekeringen, reiskostenvergoedingen.
Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om iemand met een uitkering een inkomen te geven voor het werk dat hij of zij doet. Dan moeten ze namelijk een gedeelte van de uitkering inleveren, want het bedrag aan het einde van de maand moet gelijk blijven.
Tegelijkertijd zijn instrumenten voor mensen met een uitkering niet toegankelijk voor mensen zonder een uitkering. Soms wel voor nuggers maar dan wel tegen een lagere waarde. Een nugger in een SROI project telt minder mee dan iemand met een uitkering.
- Stigma
Een van de belangrijkste uitsluitingsoorzaken van mensen in een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt is stigma.
Stigma kan ertoe leiden dat mensen niet aangenomen worden voor een baan, geen contractverlenging krijgen, werken in een baan onder het eigen niveau, of overgeslagen worden voor promoties.
- SROI waardering en greenwashing
Hoe de SROI-waardering29 berekend wordt heeft invloed op de succesmeting van de sociaal ondernemer; iemand zonder uitkering aan werk helpen telt niet mee, iemand met uitkering aan werk helpen telt voor 3.
Dit is economisch ingegeven dus er wordt gezegd, iemand met een uitkering kost veel meer geld dan iemand zonder een uitkering. Het is de gemeente dus meer waard om iemand uit de uitkering te krijgen. Dit gaat voorbij aan de waarde die het heeft dat iemand besluit geen uitkering aan te vragen, en aan de waarde die het heeft om te voorkómen dat hij of zij een uitkering moet vragen. Plus alle maatschappelijke kosten die we hebben van het niet aan werk helpen van mensen met een inkomensbehoefte.
Wanneer de basis voor SROI; de erkenning van de aard en kwetsbaarheid van de onderneming en het daarmee vereiste goed opdrachtgeverschap niet aanwezig zijn, kan samenwerking leiden tot mooie woorden op papier maar wordt in werkelijkheid geen positieve vooruitgang geboekt. (Zie Armoede en Filantropie)
- Sociaal ondernemen kost tijd
Concurrentie en aanbesteding gaan uit van marktcondities die voor een sociale onderneming onrealistisch en vaak niet werkbaar zijn.
Naast de onrealistische verwachting dat een sociaal ondernemer meer biedt tegen een lagere prijs (zie hierboven “Ongelijk speelveld voor sociaal ondernemers” ), is er een ongelijke verhouding tussen de realistische tijdsinvestering van een opdrachtgever en opdrachtnemer, aangezien deze vaak uit een enkele persoon bestaat.
- Oneerlijke concurrentie
Inkomenszekerheid betekent het bieden van een arbeidscontract.
Verschillende partijen werken met flexibele arbeidskrachten, zzp’ers en payrolling, waardoor zij veel minder risico lopen. Zo ontstaat er oneerlijke concurrentie omdat risico’s worden doorgelegd naar de uitvoerende medewerkers.
Puntsgewijze samenvatting
Belemmeringen in bedrijfsvoering
- Eenmalige crisis gelden kunnen niet ingezet worden voor duurzame werkgelegenheid en meerjarenplannen.
- Sociale ondernemingen hebben in Nederland nog geen aparte juridische positie.
- Sociale ondernemers kunnen niet concurreren met marktpartijen binnen de regels van de ‘oude economie’.
- Aanbestedingsregels zijn niet consistent
- Onwenselijke concurrentie tussen sociaal en winst gedreven ondernemers
- Wijzigende uitgangspunten
- Nieuwe en niet bestaande processen
- Opdrachtgevers zijn zich niet bewust van de kwetsbaarheid van sociale ondernemingen, ondernemers en hun werknemers.
- Hogere verwachting, lagere vergoeding
- Regeldruk is hoger met SROI
- Oude economie schat sociale impact niet op waarde
- Er heerst angst voor overheidssteun bij opdrachtgevers.
- Zonder basisfinanciering kunnen werknemers niet betaald worden
- Hardnekkige mythes ondergraven de inzetbaarheid van sociale ondernemingen in de energietransitie.
- De mythe van het blik vol gratis arbeidskrachten.
- De mythe van nieuw is leuk
- De mythe van de populaire maatregelen
- De mythe van isolatie en tochtbestrijding
- De mythe van de tochtstrip tegen energiearmoede
- De mythe van vrijwillig, onbetaald amateurisme
- Het werven van opdrachten duurt langer dan normaal.
- Het werkgeverschapsrisico voor de sociale ondernemer is te groot.
- De energiesector is niet inclusief en conservatief als het gaat om flexibiliteit en deeltijdwerk.
- Armoedebestrijding vanuit filantropie vertraagt werkelijke positieve verandering
Belemmeringen in dienstverlening
- De kwaliteit en waarde die dienstverlening kan hebben wordt binnen de bestaande economische kaders al snel uitgekleed.
- De verwachtingen van de kwaliteit van dienstverlening van sociale ondernemingen zijn hoger dan die van een winst gedreven onderneming.
- Als bij onderaannemers niet bekend is dat de partner-onderneming een sociale missie en werkwijze heeft, kan dit leiden tot verkeerde verwachtingen.
- De aard van dienstverlening binnen de energietransitie is afhankelijk van de vraag van gemeenten en opdrachtgevers, en wordt sterk beïnvloed door politieke keuzes en geopolitieke verhoudingen.
Belemmeringen voor werknemers
- Reguliere opleidingstijden zijn te kort voor mensen die langer nodig hebben.
- Scholingsubsidies subsidies komen niet bij sociale ondernemingen terecht
- Onrealistische opleidingsverwachtingen
- Onrealistische doorstroomverwachtigen
- Beperkte bereidheid doorstroompartners
- Tijdens de opstartfase van een project of opdracht zijn bij kleine ondernemingen onvoldoende fondsen beschikbaar om werknemers in dienst te houden.
- Er is veel verschil tussen de behoeften, regels en contractvormen van en voor mensen met of zonder uitkering en/of toeslagen.
- Instrumenten zijn niet toereikend
- Stigma en stereotypering
- SROI waardering
- Sociaal ondernemen kost tijd
- Oneerlijke concurrentie tussen aanbieders van verschillende contractvormen ondergraaft inkomenszekerheid
- Oneigenlijke inkoop van SROI en greenwashing liggen op de loer bij partnerschappen en aanbestedingen.
DEEL 3 : wat is er nodig?
Onderzoeksvraag deel 3
Wat proberen we op te lossen en waarom?
Op basis van de in Deel 1 beschreven energietransitie ambities en de in Deel 2 beschreven werkelijkheid van de uitvoering van lokaal energietransitiebeleid doen we een tweetal hoofdaanbevelingen.
In Deel 3 beantwoorden wij onderzoeksvraag 3:
Hoe groot de ambities op Europees en nationaal niveau (zoals beschreven in Deel 1) ook moge zijn, lokaal raken ambitieuze en sociale ondernemers verstrikt in marktwerking en slecht opdrachtgeverschap, waardoor de uitvoering moeilijk tot onmogelijk wordt binnen de bestaande verwachtingen en regelgeving.
Om lokale en sociale ondernemingen een centrale rol te laten spelen binnen de energietransitie, en daarmee een erkend transitiepad te ontsluiten richting de klimaatberoepen voor mensen waartoe de arbeidsmarkt een afstand heeft is aandacht nodig voor twee thema’s;
- De erkenning van het werk als transitiepad
- Goed opdrachtgeverschap dat sociaal ondernemen faciliteert
De barrières die hun oorsprong vinden in deze twee thema’s zijn geïllustreerd in Deel 2 van dit advies.
In dit deel 3 identificeren we de oplossingen en aanbevelingen op korte en lange termijn en hoe deze in te weven zijn in bestaande programma’s.
1) De erkenning van het werk als transitiepad
De energietransitie is werk
Als we de media mogen geloven dan wordt energiearmoede opgelost met tochtstrippen en kan de woningvoorraad worden geïsoleerd door vrijwilligers voor 400 euro per huis. De enorme opgave om alle woningen met een laag energielabel comfortabel en energiezuinig te maken en bewoners in (energie)armoede te helpen wordt in deze berichtgeving gereduceerd tot een problematiek die tegen een lage investering met een eenmalige actie opgelost kan worden.
Welwillende burgers en adviseurs zetten zich in voor de buurt met advies over energiebesparing en talloze organisaties zetten zich in om de schrijnende gevolgen van een koude en tochtige woning voor haar bewoners te beperken.
De mensen die de huizen bezoeken doen dit vaak met zeer goede intenties, vaak vrijwillig, vaak op basis van een korte, eenmalige subsidie, soms tegen een kleine vergoeding, zelden met een contract of uitzicht daarop.
Een deel van deze activiteiten wordt uitgevoerd door bevlogen en kundige vrijwilligers, al dan niet georganiseerd in de coöperatieve energietransitie, vaak na de pensioengerechtigde leeftijd of in combinatie met betaald werk.
Het werk dat er is, gedaan moet worden en legio mogelijkheden biedt tot het activeren en opleiden van een grote diversiteit aan mensen, is ogenschijnlijk kosteloos verworden tot een dienst die voor een deel op de schouders ligt van de meest kwetsbare mensen in onze samenleving; onbetaald en zonder garantie op en waardering voor het werk dat ze uitvoeren. Het kansrijke instapwerk in de energietransitie wordt daarmee te vaak gezien als liefdadigheid.
Het werk uit de tocht
Om het werk uit de tocht te halen is een nieuw perspectief nodig.
Lokaal, inclusief en betaald
Wijkbedrijven vormen de omgeving voor lokaal en betaald werk en hebben toegang tot een breed spectrum aan arbeidspotentieel; de wijkbewoners zelf. Dit is een groep die binnen de huidige zoektocht naar arbeidskrachten vaak ongezien blijft, doordat werving en selectie in de energiesector nog vaak gebaseerd is op opleidingsniveau en voltijd beschikbaarheid.
2) Goed opdrachtgeverschap
Om als wijkbedrijf duurzaam te kunnen opereren, nieuwe groepen aan te spreken en mensen waartoe de arbeidsmarkt een afstand heeft te motiveren en te behouden is het van belang om als organisatie duurzaam en met de juiste begeleiding en ondersteuning in samenwerking met bedrijven en organisaties te kunnen werken.
Lokale inzetbaarheid, langdurige financiële zekerheid, solide samenwerkingsverbanden en doorstroommogelijkheden naar groene banen voor werknemers zijn fundamenteel voor een succesvolle aanpak.
In de praktijk gaan deze randvoorwaarden echter moeilijk samen met een sociaal en duurzaam ondernemingsplan dat ook financieel kan concurreren met (kortstondige) initiatieven die deze voorwaarden niet bieden.
Oog voor de realiteit van de sociale onderneming
Goed opdrachtgeverschap is fundamenteel voor het duurzaam inzetten en begeleiden van wijkbewoners in en richting goede en groene banen. Dit betekent dat de opdrachtgever oog heeft voor de kenmerken en behoeftes van een sociale/ wijkonderneming en in het belang van de brede welvaart en gemeenschappelijke doelen een ondersteunende rol speelt.
De succesvolle projecten en ondernemers die zich staande weten te houden kenmerken zich allemaal door een combinatie van 2 randvoorwaarden; de super (sociaal) ondernemer en de ‘buitendelijntjes ambtenaar’.
De super (sociaal) ondernemer
Onder de super (sociaal) ondernemer verstaan we de eigenaar, directeur, oprichter of aanjager van een lokale (sociale) onderneming.
Deze persoon kenmerkt zich door de ambitie om opgavegericht te kunnen ondernemen, en daarbij een positieve impact te maken op mens en milieu.
Naast de acquisitie en uitvoering is deze ondernemer actief in het werven en begeleiden van medewerkers en de contacten met opdrachtgevers en partners.
Binnen het veranderende en ongelijke speelveld van opdrachtgevers en financiering, gedefinieerd volgens de regels van marktwerking binnen de ‘oude economie, opereert de ze ondernemer met een bedrijfsmodel dat naast financiële winst ook maatschappelijke winst ambieert.
Deze ondernemer opereert cross-sectoraal binnen verschillende domeinen van gemeenten en zit daardoor met meerdere afdelingen om tafel.
De super (sociaal)ondernemer is weerbaar en communicatief en weet verschillende partijen bijeen te brengen, in combinatie met de onzekerheden van het ondernemerschap.
De buitendelijntjesambtenaar
Onder de buitendelijntjesambtenaar verstaan we een medewerker in overheidsdienst die buiten de eigen afdeling of opdracht weet te opereren om sociale en maatschappelijke impact te versnellen.
Deze persoon kenmerkt zich door een cross-sectorale, beleidsoverstijgende blik en de wil om ‘buiten de lijntjes’ te kleuren om resultaten te bereiken.
Deze ambtenaar verbindt de verschillende maatschappelijke opgaven die bijdragen aan de brede welvaart aan elkaar en ziet kansen in samenwerking en opgavegericht beleid.
De buitendelijntjesambtenaar is weerbaar, bereid om de status quo te doorbreken, risico’s te nemen en erkent de realiteit en verschillende behoeftes van belanghebbenden.
Beide personen zijn veel tijd en energie kwijt aan het werken binnen een systeem dat de gedeelde ambitie, en daarmee de route naar brede welvaart, nog niet ondersteunt. Vaak ligt de oorsprong in de beperkte en domein gebonden opdracht die gegeven wordt aan de ondernemer, waardoor het voor de gemeente erg ingewikkeld is de meerwaarde van de dienst te waarderen.
Opgavegericht toekennen van werk
Wanneer de opgave van de gemeente breder gedefinieerd wordt, kan ook sociale en maatschappelijke impact gewaardeerd worden. Een ondernemer wordt dan ingezet om meer te bereiken dan bijvoorbeeld alleen materiaal gebonden resultaten; ook het activeren en mobiliseren van mensen wordt meegewogen als succes.
Aanbevelingen
De aanbevelingen om te komen tot een omgeving waarin het transitiepad naar duurzaam en hoogwaardig werk in de energietransitie via het wijkbedrijf ontsloten wordt zijn gebaseerd op de ambities uit Deel 1 van dit rapport en de ervaren barrières uit deel 2.
De aanbevelingen zijn gemarkeerd in de kleur van het centrale thema; de erkenning van het transitiepad (geel) of het faciliteren van goed opdrachtgeverschap (blauw).
ERKENNING TRANSITIEPAD
Erken de waarde van instapbanen in de energietransitie
- Instapbanen in de energietransitie, beginnend bij het in lokaal werkverband aanbrengen van laagdrempelige besparingsmaatregelen of het maken en aanbrengen van isolerende raambedekking, zullen allereerst erkend moeten worden als waardevol en hoogwaardig werk.
- Ontwikkel de energiebasisbaan bij het wijk-klusbedrijf; instapbanen bestaan al, maar nog niet binnen de opgave van de energietransitie, al bestaat de mogelijkheid wel binnen de formulering van de SPUK gelden21;
2.1. Om instapbanen in de energietransitie vorm te geven is het erkennen en ondersteunen van de rol van wijkbedrijven instrumenteel.
- Geef ruimte aan startups en bedrijven die via deze instapbanen mensen opleiden tot duurzaam werk in de energietransitie.
Basisbanen
Het scheppen van basisbanen kan een middel zijn om zowel het tekort aan arbeidskrachten als de zorgen rondom toenemende armoede aan te pakken.
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) omschrijft dit in haar rapport “Het betere werk: als volgt: “Basisbanen moeten mensen de zekerheid bieden die op de reguliere arbeidsmarkt ontbreekt. Dat betekent dat ingezet dient te worden op vaste contracten voor de meest kwetsbare burgers en langjarige commitment. Juist mensen die vanuit een uitkeringssituatie komen, hebben op meerdere levensterreinen ondersteuning nodig. Basisbanen bieden dan bescherming tegen de ingewikkeldheid en ‘permanente tijdelijkheid’ van de reguliere arbeidsmarkt. Dit betekent dat basisbanen niet per se zijn gericht op de uitstroom naar regulier werk. Het beoordelingskader voor het succes van basisbanen moet ook zijn gericht op andere doelen, zoals welbevinden, sociale contacten, erbij horen, gezondheidswinst en zelfrespect.
De Commissie Borstlap roept in haar eindrapportage over de nieuwe regulering van werk ook specifiek op tot een herwaardering en investering in volwaardige participatie aan de basis van de arbeidsmarkt. Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (of, omgekeerd, waar de arbeidsmarkt voor bepaalde groepen op te grote afstand staat) krijgen hulp en persoonlijke begeleiding om stapsgewijs te komen tot volwaardige participatie. Om te realiseren dat ook zij de waarden van werk kunnen verzilveren, worden voor hen op of rond de arbeidsmarkt geschikte werkplekken gecreëerd. Een basisbaan zit tussen een baan op de reguliere arbeidsmarkt en een baan bij beschut werk in. Deze ‘tussenpositie’ geldt dus ook voor de basisbaner.
Vrijblijvendheid, mythevorming, filantropie en marketing
- Stuur op brede welvaart op basis van waardig werk en inkomenszekerheid als onderdeel van de aanpak van (energie)armoede.
- Zet vanuit verschillende domeinen beschikbare gelden in voor het betrekken en opleiden van wijkbewoners in het transitiepad. Zoals mogelijk is binnen de besteding van de SPUK21 gelden.
- Zorg voor een omgeving waarbinnen mensen met zekerheid en langdurig aan het werk kunnen en blijven.
6.1. Breng de uitvoering onder bij bestaande wijkbedrijven of organisaties
6.1.1. Onderzoek de samenwerking in kennisoverdracht van experts uit lopende initiatieven (bijvoorbeeld de coöperatieve energietransitie) maar waak voor vrijblijvendheid.
- Herken en erken mythevorming en greenwashing, om vertraging te voorkomen en werkelijke en positieve verandering te bevorderen.7.1. Erken verschillende perspectieven; de energietransitie is niet voor iedereen gratis, leuk en/of populair. 7.2. Voorkom filantropie door kortstondig gratis diensten aan te bieden zonder oog voor werkelijke duurzame verandering.7.3. Herken en voorkom oneigenlijke duurzaamheidsclaims over de effecten van laagdrempelige maatregelen op het gebied van isolatie en armoedebestrijding.7.4. Herken en voorkom armoedebestrijding vanuit filantropie en marketing waardoor werkelijke maatschappelijke verandering uitblijft.
Kies voor meerjarenplanning in plaats van crisisaanpak
Keuzes van de (lokale) overheid en fluctuaties in de overheidsfinanciering hebben invloed op de spanning op de arbeidsmarkt.
- Een goed vestigingsklimaat begint bij de juiste basiscondities: een stabiel, voorspelbaar en betrouwbaar overheidsbeleid., 43
De lokale energietransitie en de bestrijding van energiearmoede vallen onder de verantwoordelijkheden van de gemeente en zij kan hierin een activerende en faciliterende rol spelen door opgavegericht beleid te voeren.
- Integreer de uitvoering van de lokale energietransitie in de bestaande meerjarenplannen voor de ontwikkeling van wijken.
Erken en faciliteer sociale ondernemingen en ondernemers
Alleen met een actieve rol van de overheid kunnen sociale ondernemingen een duurzame rol in de wijk vervullen. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid concludeert in haar rapport Goede Zaken30 dat ondernemingen onmisbaar zijn in de aanpak van de opgaven waarvoor we staan op het gebied van energie en klimaat.
Het rapport pleit voor een actieve rol van de overheid in het ontsluiten van hun maatschappelijke kracht en het erkennen van de zakelijke realiteit van bedrijven.
- Faciliteer sociale ondernemingen door de maatschappelijke bijdrage te waarderen.10.1. Maak goede afspraken waardoor de vaak kleine ondernemingen niet ‘aan de markt overgeleverd’ worden in aanbestedingstrajecten.10.2. Zorg voor goede afstemming van verwachtingen, wees als organisatie duidelijk wat je wel en niet komt brengen.10.3. Veel impact impactinitiatieven kunnen met of zonder professionele bedrijfsvoering moeilijk op eigen benen blijven staan. Faciliteer en ondersteun deze initiatieven bij het maken van realistische plannen en erken dat niet alle impactdoelstellingen te factureren zijn.
- Erken dat wat een gemeente zelf niet kan en zet daarvoor als ‘launching customer’ de kracht van het bestaande sociale weefsel in de wijk in.
11.1. Overweeg langdurige basisfinanciering als middel om de structuur in de wijk te behouden en het risico van de individuele ondernemer te verlichten.
- Erken de onderneming en het wijkbedrijf als potentieel werkgever en voorkom mono-focus op doorstroom naar grotere bedrijven.
Goed werk voor meer mensen
Bedrijven en instellingen zijn primair verantwoordelijk voor de kwaliteit van werk, maar ook de overheid kan helpen met het realiseren van goed werk voor meer mensen door goede wet- en regelgeving, toezicht, subsidies, door eisen te stellen bij aanbestedingen en het goede voorbeeld te geven als werkgever.30 33 35
- Stel als beleidsdoel: de omgeving waarin bedrijven opereren zo aanpassen dat ondernemen op een manier die maatschappelijk bijdraagt de meest logische en meest aantrekkelijke manier van ondernemen is.
13.1. De overheid kan deze omgeving aanpassen door te belonen, te beprijzen, te normeren en te handhaven. 16
13.2. Een voorbehouden opdracht (Art. 2.82 Aw) is een aanbesteding waaraan naast sociale ondernemingen, alleen sociale werkplaatsen en programma’s voor beschermde arbeid deel kunnen nemen. Voorwaardelijk is dat de sociale onderneming als belangrijkste statutaire doel de maatschappelijke en professionele (her)integratie van gehandicapten en kansarmen opgenomen heeft.
- Overweeg tijdelijke steun als zij bijdraagt aan de aanpak van grote maatschappelijke opgaven
Ontwikkel opgavegericht aanbestedingsbeleid.
In het rapport Goede zaken (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 2023) doet de WRR de volgende aanbeveling: Ontketen investeringen voor transities. Maak aanbestedingsbeleid opgavegericht en vergroot slagvaardigheid investeringen via publiek-private bank.
Het aanzetten van ondernemingen tot het ontwikkelen van producten, diensten en processen die maatschappelijke problemen helpen oplossen en transitie bevorderen kan bevorderd worden door de overheid door opgavegericht inkoop en aanbestedingsbeleid en lange termijn-financiering.
- Het uitvoeren van de energiebesparing in de gebouwde omgeving en arbeidszekerheid kunnen beide ondergebracht worden in de aanbesteding.
15.1. Kwaliteitseisen moeten breder worden opgevat dan onder de huidige aanbestedingsregels gebeurt.
GOED OPDRACHTGEVERSCHAP
Ontwikkel een normatief kader voor beleidsmakers
Gemeenten missen volgens de onderzoeken van TNO de nationale regie bij de uitvoer van energiearmoedebeleid en kunnen daardoor geen langetermijnbeleid maken.
- Ontwikkel langetermijnbeleid voor energiearmoede op basis van structurele middelen en voorspelbaarheid16.1. Help gemeenten in de uitvoering met.16.1.1. Sjablonen voor het opzetten van beleid en processen4316.1.2. Kennisdeling en voorbeelden van effectieve aanpak.4316.1.3. Helderheid en hulp bij frictie met AVG, staatssteun, aanbestedingsregels en soortenmanagementplan.4316.1.4. Samenwerking met andere (lokale) belanghebbenden.
Een normatieve benadering helpt gemeenteambtenaren in het maken van gericht beleid op het gebied van energiebesparing, werkgelegenheid en armoedebestrijding.
- Ontwikkel een normatief kader voor beleidsmakers in dienst van de brede welvaart.
Erkenning van de waarde van de wijkeconomie en het wijkbedrijf als spelers en mkb in de energietransitie helpt bewoners en beleidsmakers in het maken van de koppeling tussen energiebesparing, werkgelegenheid en armoedebestrijding.
- Erken het wijkbedrijf en de sociale ondernemer als mkb en als partner in de energietransitie.
18.1. Bevorder gelijkwaardige samenwerking vanuit gemeenschappelijke doelen.
- Stimuleer wijkbedrijven die bijdragen aan de economie en leefbaarheid van de wijk.
Erkenning van de waarde van de dienstverlening binnen de verschillende domeinen betekent dat de behoeftes van zowel de huishoudens en woningen die bezocht worden mits de mensen die de maatregelen uitvoeren onderdeel zijn van de opdracht.
- Ontwikkel cross-sectorale en domein overstijgende doelen zodat het faciliteren van wijkbedrijven niet te ingewikkeld wordt, doordat het niet binnen de kaders van een enkel werkterrein past.
De governance eisen voor stichtingen zoals voorgeschreven en de doelstellingen opgenomen in de statuten van een onderneming of stichting kunnen te complex zijn voor kleine organisaties.
- Ondersteun wijkbedrijven en sociale ondernemingen in hun governance-trajecten wanneer dat gewenst is. Zorg zodat zijn (kunnen) voldoen aan de of pas de regels aan.
Faciliteer goed opdrachtgeverschap
- Erken de maatschappelijke waarde die een missie gedreven onderneming toevoegt en verwerk die in de prijs. Voorkom daarmee dat van kleine en sociale ondernemers verwacht wordt meer waarde te leveren voor minder geld.
De angst voor overheidssteun staat het toekennen van opdrachten aan sociale ondernemers in de weg.
- Voorkom een ‘race to the bottom’ via open aanbestedingsregels waarop ook marktpartijen in kunnen schrijven door gebruik te maken van (quasi-) inbesteden24 of het toekennen van een voorbehouden opdracht25.
- Erken de meerwaarde van wijkbedrijven die deuren open krijgen waar anderen dat niet lukt.
- Zorg voor een convenant op het hoogste niveau met over een gemeentelijk overstijgend belang.
25.1. Werk vanuit een inspanningsverplichting in plaats van een afrekening aan de uitvoering.
25.2. Neem de inbestedingsplicht als uitgangspunt voor de uitvoering.
- Verminder de regeldruk voor sociaal ondernemers en voorkom daarmee dat de acquisitie langer duurt dan normaal.
- Geef mensen met een uitkering en weinig kans op de arbeidsmarkt een basisbaan.
- Ontlast sociale ondernemers van het werkgeverschap door als gemeente deze rol te vervullen, bijvoorbeeld door het scheppen van basisbanen. 16
28.1. Ontwikkel een stelsel van contract neutrale basisverzekeringen en voorzieningen voor alle burgers, een stelsel dat past bij de nieuwe wereld van werk. 16
28.2. Zorg voor langdurige, collectief betaalde verlofregelingen voor zorg en meer zeggenschap over arbeidstijden. 16
28.3. Ontwikkel een programmatische aanpak voor goed werk binnen bedrijven en instellingen. 16
Samenwerkingsverbanden tussen overheid en betrokken partijen
De energiesector staat bekend om het gebrek aan flexibiliteit rondom werktijden en korte oplevertijden in de uitvoering17
- Ondersteun vanuit de gemeente een convenant waarin wijkbedrijven, commerciële partners met de wil mensen waartoe zij een afstand hebben aan te trekken en te behouden bij de opgave.
- Erken en accepteer de flexibiliteit in de planning die nodig is om met deze partners het werk te verzetten.
- Maak heldere afspraken over de verwachtingen wederzijds; wees helder in wat een wijkbedrijf wel en niet komt brengen.
- Maak heldere afspraken over de risico’s die door de verschillende partijen gedragen worden en zorg voor een rechtvaardige en werkbare verdeling hiervan waarbinnen de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.
- Integreer de uitvoering van de energietransitie in de meerjarenplanning voor wijkontwikkeling en armoedebestrijding.
Faciliteer goed werkgeverschap
- Betaal een voorschot aan kleine ondernemingen bij aanvang van de opdracht.
- Formuleer de opdracht van de gemeente zodanig dat het werken aan maatschappelijke doelen en de benodigde experimenteerruimte belangrijker is dan de financiële afrekening.
35.1. De opdracht kan bijvoorbeeld zijn: zorg dat er een team klaar staat om te beginnen zodra er werk is.
- Erken het wijkbedrijf als mkb in de energietransitie, en daarmee werkgever in de energietransitie.
36.1. Voorkom afrekening op doorstroming. Voor veel mensen is de lokale, veilige en beschermde werkgelegenheid de meerwaarde.
- Faciliteer ondernemers in het kleine en sociale mkb bij toegang tot herscholing.
37.1. Stel de regels en termijnen voor het volgen van opleidingen voor mensen met een uitkering en/of toeslagen bij in dienst van de te bereiken doelen.
- Wanneer de basis voor SROI; wanneer de erkenning van de aard en kwetsbaarheid van de onderneming en het daarmee vereiste goed opdrachtgeverschap niet aanwezig zijn kan samenwerking leiden tot mooie woorden op papier maar wordt in werkelijkheid geen positieve vooruitgang geboekt
Aanbevelingen Vervolgonderzoek
In deze studie hebben wij door de ogen van het wijkbedrijf gekeken naar de ambities op nationaal niveau en de realiteit van de uitvoering op lokaal niveau.
Als leidraad hebben we de recente adviezen van de SRE, WRR en klimaatafspraken gebruikt genomen en
Uit deze analyse komen twee hoofdaanbevelingen naar voren die ieder op zich een onderwerp zijn van vervolgonderzoek, beide zijn echter nodig om het transitiepad te kunnen ontsluiten.
- Hoe zorgen we dat zowel de gemeenten als de sector het beschreven transitiepad kunnen omarmen en waarmaken?39.1. Wat is ervoor nodig om het transitiepad met een centrale rol voor het wijkbedrijf een solide basis te geven om de komende jaren de weg voor zij-instromers uit ondervertegenwoordigde groepen naar uitvoerend werk in de energietransitie te openen?39.2. Hoe kunnen bestaande programma’s dit transitiepad opnemen in hun aanpak?
- Hoe zorgen we voor de inbedding van de sociaal-maatschappelijke opgave in het gemeentelijke energietransitiebeleid?
40.1. Welke convenanten en afspraken zijn er op landelijk en lokaal niveau nodig om vanuit een inspanningsverplichting verschillende partijen bij elkaar te brengen?
40.2. Wat is er nodig om als gemeente een sociale onderneming te kunnen ondersteunen en in te zetten als solide basis van lokale werkgelegenheid, armoedebestrijding en wijkontwikkeling?
Inwevingen in bestaande culturen
Op nationaal niveau wordt aan de instroom gewerkt via het Actieplan Groene- en Digitale Banen en vanuit de brancheverenigingen is een aanzet gegeven met het Aanvalsplan Techniek.
Het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) ondersteunt gemeenten in de warmtetransitie met uitleg, praktische voorbeelden en hulpmiddelen. Inhoudelijke ondersteuning wordt geleverd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Waar de instroom-programma’s techniek vooral inzetten op landelijke en regionale opschaling, kijkt het NLWP naar de lokale invulling en uitvoering.
In dit advies komen beide perspectieven bij elkaar, met een centrale rol voor de (sociale) onderneming in de wijk.
Aanvalsplan Arbeidsmarkttekorten Techniek, Bouw en Energie
Het Aanvalsplan Arbeidsmarkttekorten Techniek, Bouw en Energie is een visiedocument van 7 brancheverenigingen om gezamenlijk te werken aan een groter arbeidspotentieel. Binnen dit aanvalsplan is aandacht voor het behouden en werven van ondervertegenwoordigde groepen, zoals vrouwen en mensen met een andere achtergrond. De gezamenlijke techniek- bouw- en energiebrancheorganisaties willen in deze 7 actielijnen (additioneel) investeren, 50 miljoen per jaar. Dat is gedeeltelijk mogelijk vanuit bestaande sectorale middelen, in overleg met de vakbonden. De gezamenlijke brancheverenigingen in dit plan aan de overheid om deze inzet te verdubbelen, zodat daarmee 1 miljard euro in 10 jaar tijd beschikbaar is.
Het aanvalsplan erkent de noodzaak voor modern werkgeverschap om ondervertegenwoordigde groepen aan te trekken. Onderdeel daarvan is het stimuleren van een andere zienswijze en aanpak bij werving en de organisatie van werk door werkgevers, namelijk anders kijken naar ‘mensen, taken en tijden’.
Ook erkent is, door middel van de ambitie een Gouden Poort te creëren, de noodzaak om uitzicht op langdurig een stabiel inkomen te realiseren.
- Het transitiepad via het wijkbedrijf, immers ook mkb, sluit goed aan bij de ambities van het plan.
- Sociale ondernemingen en wijkbedrijven worden in het aanvalsplan niet apart vermeld als werkgevers in deze opgave. Dit sluit aan bij de eerste aanbeveling; de erkenning van het transitiepad naar de techniek via het wijkbedrijf.
- Het aanvalsplan noemt de centrale overheid als gewenste investeringspartner maar benoemt geen rol voor de gemeente als opdrachtgever.
- Een koppeling tussen de ambities van de sector en de brancheverenigingen en de lokale opgave, waar zowel het opdrachtgeverschap als een deel van de oplossingen zal liggen, zal nog gemaakt moeten worden.
- Sociale ondernemingen en wijkbedrijven worden in het aanvalsplan niet apart vermeld als werkgevers in deze opgave. Dit sluit aan bij de eerste aanbeveling; de erkenning van het transitiepad naar de techniek via het wijkbedrijf.
Het Actieplan Groene en Digitale Banen
In het Actieplan Groene en Digitale BanenError! Bookmark not defined., Error! Bookmark not defined. worden de noodzaak tot cultuurverandering in de techniek, aantrekkelijke primaire arbeidsvoorwaarden en het ontsluiten van zij-instroomroutes genoemd als aanbevelingen. Deze aanbevelingen zijn meegenomen in de uitgangspunten (Deel 1) van dit advies en onderschrijven bij de rol die het wijkbedrijf hierin op al deze vlakken zou kunnen vervullen.
De matchingsopgave wordt in dit plan op regionaal (arbeidsmarktregio’s) en nationaal (Gouden Poort) niveau gelegd.
- De lokale energietransitie, uitgevoerd met duurzame en hoogwaardige werkgelegenheid in de wijk en in opdracht van de gemeente, ontbreekt in het Actieplan Groene en Digitale banen.
- Het kabinet ziet een nadrukkelijke rol voor de overheid bij het nemen van coördinatie en regie op de aanpak van arbeidsmarktkrapte bij de klimaat- en digitale transitie. Deze wens wordt bevestigd door de gemeenten.
- Waar het actieplan expliciet benoemt dat versnippering onwenselijk is, is de ervaring van betrokkenen het tegenovergestelde en wordt een ‘one size fits all’ benadering juist als onwenselijk genoemd.
- De grote verschillen tussen wijken; in haar bewoners, doekracht, organisatie en draagkracht vereisen experimenteerruimte en flexibiliteit voor een wijkbedrijf om te kunnen ondernemen. Het transitiepad vanuit de wijk zou een onderdeel moeten worden van het actieplan.
Samenvatting hoofdlijnen
Erkenning transitiepad
Wat is er al?
- Het werk in de energietransitie is er, en zal de komende jaren niet afnemen.
- Er zijn grote arbeidstekorten en er zijn nationale ambities om deze aan te pakken door de ontwikkeling van nieuwe transitiepaden, met een adaptieve rol van de sector.
- De uitvoering van de energietransitie is een taak van de gemeente.
Wat moet er nog gebeuren?
- Instapbanen in de energietransitie, beginnend bij het in lokaal werkverband aanbrengen van laagdrempelige besparingsmaatregelen of het maken en aanbrengen van isolerende raambedekking, zullen allereerst erkend moeten worden als waardevol en hoogwaardig werk.
- Deze instapbanen bestaan al, maar nog niet binnen de opgave van de energietransitie; de energiebasisbaan bij het wijk-klusbedrijf.
- Om instapbanen in de energietransitie vorm te geven is het erkennen van de rol van wijkbedrijven instrumenteel.
- Het inweven van de lokale energietransitie en sociale ondernemingen in de nationale arbeidsmarkt ambities en programma’s is nodig om vanuit de branche en nationale overheid te kunnen sturen.
Goed opdrachtgeverschap
Wat is er al?
- Bij gratie van de uitzonderlijke combinatie van een ambtenaar die buiten de gebaande paden werkt (de buitendelijntjesambtenaar) en een zeer weerbare en vasthoudende ondernemer (de super (sociaal) ondernemer) kan een wijkbedrijf duurzaam en hoogwaardig lokaal en betaald werk bieden aan wijkbewoners.
Wat moet er nog gebeuren?
- De meervoudige opgave is alleen met convenanten op het hoogste niveau uitvoerbaar voor individuele beleidsmakers, gebonden aan aanbestedingsregels en vaak onderdeel van een afrekencultuur die stuurt op financiële resultaten alleen.
- Opgavegerichte toekenning biedt ruimte aan lokale en sociale ondernemingen om binnen de transitieopgave een centrale rol te vervullen.
Deel 4: Samenvatting
Samenvatting voor beleidsmakers
Opgavegerichte aanpak transities
Om zowel de energietransitie te versnellen, de nijpende arbeidstekorten aan te pakken als de groeiende armoede onder vrouwen te bestrijden, is het essentieel dat vraag en aanbod in de arbeidsmarkt goed op elkaar aansluiten.
De aansluiting tussen de lokale opgave, het aanpakken van de arbeidstekorten en meervoudige werkt alleen wanneer bedrijven en opdrachtgevers open staan voor de behoeften van verschillende doelgroepen.
Sociale innovatie
Sociale innovatie en gerichte werkgelegenheidsprogramma’s kunnen ondervertegenwoordigde groepen helpen door middel van duurzame en hoogwaardige arbeidsparticipatie een rol te vervullen in het behalen van de klimaatdoelen.
Rechtvaardigheid
Door te sturen op brede welvaart en cross-sectorale doelen kunnen meerdere economische, sociale en maatschappelijke transities gekoppeld worden.
De uitvoering van het klimaatakkoord, de arbeidstekorten, de opgaven van de gemeente, verdelingsvraagstukken, rechtvaardigheid inclusie en brede welvaart komen hier bij elkaar.
Verdeling
Het aantal arbeidsplaatsen en de beschikbare opleidingsgelden binnen de energietransitie zijn zeer ongelijk verdeeld tussen mannen en vrouwen. Ook blijft het aandeel van vrouwen werkzaam in de energiesectoren achter bij het Europese gemiddelde.
Lokale werkgelegenheid
Lokale werkgelegenheid is een vereiste om vrouwen te activeren in het transitiepad naar duurzame en hoogwaardige arbeidsparticipatie in de energietransitie, daarom richt dit advies zich op de rol van het wijkbedrijf met een dienstenaanbod binnen de energietransitie.
Gemeenten hebben de regierol in de energietransitie, en zijn daarmee de opdrachtgever voor de lokale uitvoering.
Goede en groene banen
Goed werk is 1) werk dat voldoende (financiële) zekerheid oplevert, ook in verhouding tot anderen en op de lange termijn, 2) werk met een zekere vrijheid, waarbij een beroep wordt gedaan op onze capaciteiten en goede sociale relaties worden onderhouden, en 3) werk met voldoende tijd en ruimte om het te combineren met zorgtaken en een privéleven.
Voorwaarden
Om via langdurig gefinancierde lokale sociale ondernemingen, met als doel mensen aan het werk te houden binnen energieopgaven, het transitiepad te ontsluiten zijn de volgende randvoorwaarden nodig.
- De erkenning van het werk als transitiepad
- Goed opdrachtgeverschap
Om instapbanen in de energietransitie vorm te geven is het erkennen van de rol van sociale ondernemingen en wijkbedrijven instrumenteel.
Alleen met een actieve rol van de overheid in het ontsluiten van hun maatschappelijke kracht en het erkennen van de zakelijke realiteit van bedrijven kunnen sociale ondernemingen een duurzame rol in de wijk vervullen.
Bibliografie
Abu Ghazaleh, Nesrien, Nick Sens, Mark Hillen, and Stefan Panhuijsen. ‘Iedereen Aan de Bak!’ Social Enterprise NL, 28 June 2023. https://www.social-enterprise.nl/application/files/5316/8787/5388/Iedereen_aan_de_bak.pdf.
Adriaanse, M.A.M., R.A.A. Jetten, C.E.G. van Gennip, Robbert Dijkgraaf, A.D. Wiersma, and C.J. Schouten. ‘Inzet Op Arbeidsmarktkrapte in de Klimaat- En Digitale Transitie: Het Actieplan Groene En Digitale Banen’, 3 February 2023. 00000001003214369000. https://open.overheid.nl/documenten/ronl-a245a47c3d74e4bc8d2781bc835add45eb9efcd2/pdf.
Berkel, Pien van, Katja Kruit, and Joram Dehens. ‘Energiearmoede in de warmtetransitie. Onderzoek naar beleidsinstrumenten’. Delft: CE Delft, 2021.
Borstlap, Hans. ‘In Wat Voor Land Willen Wij Werken?’ Eindrapport. Commissie Regulering van Werk, 23 January 2020.
CEDRIS / Van Doorne. ‘Aan de Slag Met Een Voorbehouden Opdracht’, 2019. https://cedris.nl/nieuws/aan-de-slag-met-een-voorbehouden-opdracht/.
Creusen, Anouk, Mariëlle Feenstra, and Annemieke Povee. ‘Bekwaam en Bewust. Een energietransitie die werkt voor vrouwen.’ Delft: Platform Talent voor Technologie, 20 April 2023. https://75inq.com/services/library/bekwaam-en-bewust/.
EU. Aanbeveling van de Raad van 16 juni 2022 betreffende leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling 2022/C 243/01 (Voor de EER relevante tekst), Pub. L. No. ST/9795/2022/INIT (2022). https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=uriserv%3AOJ.C_.2022.243.01.0001.01.NLD&toc=OJ%3AC%3A2022%3A243%3AFULL.
European Institute for Gender Equality. ‘Gender Equality Index 2023 :Towards a Green Transition in Transport and Energy.’ Luxembourg: Publications Office EU, 2023. https://data.europa.eu/doi/10.2839/43292.
Franken, Mark, and van Houten. ‘Alles wat je altijd al wilde weten over waardevol werken | Movisie’, 3 November 2023. https://www.movisie.nl/publicatie/alles-wat-je-altijd-al-wilde-weten-over-waardevol-werken.
Hal, Anke van, and Niels Götz. Verduurzamen Mét Bewoners – Samenwerken Aan de Energietransitie in Kwetsbare Wijken. Den Haag: Platform 31, 2022. https://www.platform31.nl/wp-content/uploads/2022/03/Verduurzamen_met_bewoners.pdf.
Ham, Marcel, and Mark Franken. ‘Dossier: Bestaanszekerheid, meer dan geld’, 8 November 2023. https://www.movisie.nl/publicatie/dossier-bestaanszekerheid-meer-dan-geld.
Hoogenbosch, Patrick. ‘Routekaart Aardgasloos Spijkerkwartier’. Spijkerenergie, 19 May 2020. https://mijnspijkerkwartier.nl/files/mijnspijkerkwartier.nl/uploads/files/728471/190520%20Routekaart%20Spijkerkwartier.pdf.
Klimaat, Ministerie van Economische Zaken en. ‘Nationaal Plan Energiesysteem Verdiepingsdocument D – Maatschappelijke kant van het energiesysteem’. Rapport. Ministerie van Algemene Zaken, 1 December 2023. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/12/01/npe-verdiepingsdocument-d-maatschappelijke-kant-van-het-energiesysteem.
‘Klimaatakkoord’, 28 June 2019.
Koninkrijksrelaties, Ministerie van Binnenlandse Zaken en. ‘Veelgestelde vragen SPUK – Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid – Home | Volkshuisvesting Nederland’. Onderwerp. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 7 September 2023. https://www.volkshuisvestingnederland.nl/onderwerpen/programma-leefbaarheid-en-veiligheid/spuk-kansrijke-wijken/qa-spuk.
Mosselman, Kees, and Luis Polstra. ‘De Praktijk van Basisbanen. Monitor van Het Experiment Basisbanen in Groningen’. Groningen: Lectoraat Arbeidsparticipatie, Marian van Os Centre of Expertise Ondernemen Hanzehogeschool Groningen, 2023. https://research.hanze.nl/ws/portalfiles/portal/49796793/Eindrapport_De_praktijk_van_basisbanen.pdf.
Mundaca, Luis, Sea Rotmann, Kira Ashby, Beth Karlin, Danielle Butler, Miguel Macias Sequeira, João Pedro Gouveia, et al. ‘Hard-to-Reach Energy Users: An Ex-Post Cross-Country Assessment of Behavioural-Oriented Interventions’. Energy Research and Social Science 104, no. 103205 (2023). https://doi.org/10.1016/j.erss.2023.103205.
Phlippen, Sandra, Christiaan Schreuder, and Bram Vendel. ‘Stapeling Klimaatrisico’s En Financiële Draagkracht Op de Woningmarkt’. ABN-AMRO, 28 November 2023.
Putters, Kim. ‘De toekomst van werk: uitdagingen voor polder en politiek’. Presented at the Tweede editie Arbeidsmarktpoort, 24 October 2023. https://www.ser.nl/nl/actueel/toespraken/arbeidsmarktpoort.
Rijksoverheid. ‘Gevolgen Wet bestuur en toezicht rechtspersonen voor verenigingen en stichtingen’. Rijksoverheid, 15 June 2021. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2021/06/15/informatieblad-wet-bestuur-en-toezicht-rechtspersonen.
SER. ‘Naar verdere succesvolle toepassing van sociale innovatie’. Den Haag: SER, March 2023. https://www.ser.nl/-/media/ser/downloads/adviezen/2023/advies-succesvolle-toepassing-sociale-innovatie.pdf.
———. ‘Sociale ondernemingen: een verkennend advies’. SER rapport. Den Haag: Sociaal-Economische Raad, 2015.
Techniek Nederland, Koningklijke Metaalunie, WENB, Bouwend Nederland, and FME. ‘Aanvalsplan Arbeidsmarkttekorten Techniek, Bouw en Energie’, 2022. https://www.fme.nl/aanvalsplan-techniek.
Teswirga, Henk van. ‘Naar Een Samenhangende Aanpak Voor Human Capital Voor de Energietransitie’. Delft: Vanadvies, 2022. https://www.topsectorenergie.nl/nieuws/hoe-slim-en-effectief-te-investeren-de-arbeidsmarkt-voor-de-energietransitie.
Tilburg, X. van, T Schuurman-Hess, and Koen Straver. ‘Energiearmoedebeleid bij gemeenten: meer grip, onzekerheid blijft’. TNO, 16 November 2023. https://energy.nl/publications/aanpak-energiearmoede-gemeenten/.
Uffelen, Nynke van. ‘Revisiting Recognition in Energy Justice’. Energy Research & Social Science 92 (1 October 2022): 102764. https://doi.org/10.1016/j.erss.2022.102764.
Van Veelen, Arjen. ‘Column | Wakker worden in een guur land’. NRC, 8 December 2023. https://www.nrc.nl/nieuws/2023/12/08/wakker-worden-in-een-guur-land-a4183776.
VNG Magazine. ‘Basisbaan wordt structureel onderdeel van Gronings beleid | VNG’, 14 March 2023. https://vng.nl/nieuws/basisbaan-wordt-structureel-onderdeel-van-gronings-beleid.
Webinar Energiefixers NPLW (RVO). NPLW, 2023.
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. ‘Goede Zaken. Naar Een Grotere Maatschappelijke Bijdrage van Ondernemingen’. WRR Rapport. Den Haag: WRR, 2023.
———. ‘Het betere werk. De nieuwe maatschappelijke opdracht.’ WRR Rapport. Den Haag: WRR, 15 January 2020.